Mijn Grote Winkler Prins-encyclopedie uit 1976 beschrijft bij Windenergie dat vanwege de zware stormen de molens niet groter mogen worden dan 100 tot 300 kW. Ook in 1976 schreef De Raad van Advies voor het Wetenschapsbeleid een rapport waarin de mogelijkheden voor windenergie geschat werden op 3100 MegaWatt in het jaar 2000. Daarbij ging men uit van Zeer Grote molens van 2 MW per stuk. Ir. Theo Potma, voorzitter van de Vereniging Centrum voor Energiebesparing, schreef in dezelfde tijd een energiescenario waarin hij uitging van heel veel kleine molens: 20.000 stuks van 50 kW; 5000 van 200 kW en 200 grote molens van 1,5 MW. Plaatsing op de Noordzee werd nog beschreven als een verre droom…
We zijn inmiddels 46 jaar verder. De molens werden veel groter dan wat men destijds mogelijk achtte. Maar de gewenste 3100 MW in 2000 is niet gehaald, we kwamen in 2000 niet verder dan 447 MW. Wind op zee begon pas na 2005.
In 2013 zegden de provincies toe dat ze samen 6000 MW aan windvermogen op land zouden plaatsen, ook dat werd niet gehaald, eind 2020 was de totale capaciteit op land nog maar 4159 MegaWatt en eind 2021 kwamen we op 5286 MW.
In de Monitor wind op land 2021 rapporteert RVO dat er maar twee provincies zijn die hun doel uit 2013 haalden: Noord-Holland en Fryslân. Fryslân mocht de molens in het IJsselmeer meetellen als “wind op land”.
Er wordt nog gebouwd aan molens die samen 904 MW vermogen leveren en er is nog voor 827 MW aan projecten in voorbereiding. De 6000 MW op land gaan we binnenkort dus wel halen.
De nieuwe molens worden steeds groter, 3 MW is op land inmiddels normaal, maar bijvoorbeeld de 12 molens aan de dijk bij Urk zijn ieder 7,5 MW. Als we de huidige ongeveer 2300 molens in Nederland zouden vervangen voor 1350 stuks van 7,5 MW zouden we ruim boven de 10.000 MW uit komen met bijna 1000 minder molens! Is dat wat we mogen verwachten, minder molens maar wel heel groot? We weten het niet, er is nog geen duidelijk beleid voor wind op land als we binnenkort de 6000 MW gehaald hebben en de netten van nu kunnen verdere groei niet aan. Voorlopig zal de groei vooral van Wind op Zee komen. Er staat inmiddels 2460 MW op zee en dat zou tot 2030 groeien naar 11.500 MW. Maar de 2030-ambitie is onlangs bijgesteld naar 21.000 MW. En voor 2050 moet het vermogen nog verder groeien, er is een scenario voor 38.000 MW; een tweede scenario noemt zelfs 72.000 MW!
Is dat allemaal wel nodig? Op een gemiddelde dag wordt nu al onze elektriciteit opgewekt met een totaal vermogen van 14.000 MW. Wat moeten we dan met een vermogen van 72.000 MW? En dan is er ook nog wind op land en een enorm vermogen aan zonnepanelen…
Het grote vermogen zal vooral nodig zijn voor de productie van waterstof, als dat allemaal lukt met grote windparken met enorme molens van 15 MW of meer is het niet ondenkbaar dat de molens op het land na 2040 weer verdwijnen. Hun productie zal altijd achter blijven bij molens op zee en de dure grond in ons volle land kunnen we waarschijnlijk beter benutten dan voor windmolens. De concentratie van de “molenmacht” bij een paar grote bedrijven met mega parken zal het voor de veel kleinere bedrijven die nu in wind op land actief zijn moeilijk maken om overeind te blijven. Er is nu verzet tegen molens op land, maar het kunnen voorzien in een deel van de eigen stroomvraag heeft ook voordelen. De kwetsbaarheid van onze energievoorziening werd de afgelopen maanden pijnlijk duidelijk. Zou dat niet een mooi thema zijn voor de Freonen? Hoe houden we onze eigen stroomproductie in stand en hoe kunnen we zorgen dat ook het eigendom in Friesland blijft? Zet de protestborden alvast maar klaar: “handen af van onze molens”.
Volgende maand zal het over zonne-energie gaan.